Historisch onderzoek in het Oude Diep
Karrensporen en Celtic Fields nabij Nieuw-Balinge onthullen hoe mensen vroeger woonden in dit bijzondere gebied.
In opdracht van Prolander heeft RAAP in januari 2021 aardkundig, archeologisch en cultuurhistorisch vooronderzoek uitgevoerd voor de onderzoeksgebieden Beekdal Oude Diep, Laage Veen, het Mantingerzand en het Mantingerbos. Dankzij dit bureauonderzoek heeft Prolander inzicht gekregen in de aanwezigheid van aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied. Dit heeft geleid tot advies over de mogelijkheden om deze waarden te behouden of te versterken. De uitkomsten van dit bureauonderzoek worden meegenomen in het landschappelijke ontwerp- en inrichtingsproces.
Aardkunde
Het beekdal van het Oude Diep kenmerkt zich door een breed brongebied, een zeer smalle middelloop en een brede benedenloop. De aardkundige situatie is bijzonder. Het brongebied wordt gevormd door een zandige ondergrond, zonder keileembodem. De middelloop meandert door een met dekzand opgevulde keileemvlakte. Binnen het gehele gebied komt een groot aantal pingoruïnes en uitblazingslaagten voor. Binnen het Spaarbankbosch en op de randen van het Mantingerveld komen omvangrijke dekzandruggen voor. Het Mantingerbos, Mantingerveld en Mekelermeer zijn door provincie Drenthe aangewezen als stergebieden. Het volledig behoud van de kenmerken en gaafheid zijn de uitgangspunten voor het beleid. Voor het Hullenzand, de dekzandrug op het Mantingerveld en een deel van de Mantinger Es geldt hoog beschermingsniveau. Het behoud van kenmerken en gaafheid is daarbij het uitgangspunt. Grote delen van het Oude Diep, het Spaarbankbosch, de Boerenveensche Plassen, Mantingerweiden en de Achterste Esch hebben een middelhoog beschermingsniveau waarbij karakteristieken van het aardkundig hoofdlandschap behouden moeten worden. Voor de overige gebieden geldt het generieke beleid dat aardkundige waarden benut worden ter inspiratie.
Archeologie
Binnen het onderzoeksgebied en de omgeving is een groot aantal archeologische vondsten en vindplaatsen bekend. De nadruk lijkt hierbij te liggen op laatpaleolithicum, mesolithicum, middeleeuwen en nieuwe tijd. Naast een groot aantal vondsten van bewerkt vuursteen gaat het om grafheuvels, Celtic Fields, nederzettingsresten en karrensporen. Een aantal vindplaatsen is aangemerkt als terrein van archeologische waarde (al dan niet beschermd). Voor deze terreinen en de Celtic Fields, karrensporen, resten van houtskoolmeilers geldt behoud in situ. Dit betekent dat deze vondsten behouden worden in de originele bodem. Indien dit niet mogelijk is, zijn de vondsten bestemd voor een archeologisch onderzoek.
Cultuurhistorie
Het landschap binnen het onderzoeksgebied toont een grote tijdsdiepte. Het laatmiddeleeuwse, nieuwetijdse esdorpenlandschap zijn namelijk goed herkenbaar. Het gaat hierbij om de relatief gave esdorpen, zoals Garminge, Mantinge en Drijber, waarvan de relatie met de essen en de beekdalen nog goed herkenbaar is. De essen zijn nog redelijk gaaf en hebben hun karakteristieke openheid behouden. De beekdalen zijn op veel plaatsen goed herkenbaar. Dit komt mede doordat bij de ruilverkavelingen in de jaren ’60-’70 structurerend opgaand groen is behouden en aangevuld, volgens het plan van De Vroome. Dit is niet op alle plaatsen gelukt, waardoor het beekdal op sommige plaatsen minder herkenbaar is.
Aan de rand van het onderzoekgebied liggen de veenkoloniale ontginningen, waarvan de ontginners pas eind 19e eeuw het onderzoekgebied hebben bereikt. Vanaf 1920 zijn de uitgestrekte woeste gronden ontgonnen. In de huidige verkaveling herkennen we nog steeds de manier en periode van ontginning: kleinschalig ontgonnen volgens markenverdelingsplan of grootschalig op initiatief van een onderneming. Binnen het gebied komt een groot aantal beschermde gebouwde monumenten en beeldbepalende panden voor, waaronder ontginningsboerderijen. Bijzonder is het Munitiedepot Nieuw-Balinge uit de periode van de Koude Oorlog, dat de status van Rijksmonument heeft.